de eerste maanden

Negen maanden! Daarin kan je veel doen. Een taal leren. Een NTI-opleiding toegepaste psychologie afronden. Toy Story 2 produceren. Een heel mens maken. Naar Mars afreizen. 

Dat heb ik allemaal niet gedaan, maar ik ben wel negen maanden geleden begonnen met een vierjarig PhD-onderzoek aan de RUG naar de Noord-Nederlandse filmsector en regionale identiteiten. Wat ik precies onderzoek kun je lezen op de homepagina. Wat ik hier graag opschrijf is wat ik die afgelopen negen maanden allemaal gedaan heb! Deels voor geïnteresseerden die willen weten wat de voortgang van dit specifieke onderzoek is, deels voor mensen die benieuwd zijn hoe een PhD eruit ziet, en ook deels omdat ik het zelf even op een rijtje wil zetten. Dus, wat heb ik allemaal uitgespookt die eerste maanden? 

Hoe een PhD eruit ziet hangt natuurlijk ontzettend af van je veld, maar inlezen hoort er altijd bij. Zo ongeveer het eerste wat ik deed toen ik begon was een nieuw Google Docje aanmaken met de titel literature master document. Zo’n master document maak ik voor elk academisch project en dus ook voor mijn PhD. In dat document houd ik bij wat ik allemaal lees, maak ik daarover aantekeningen, schrijf ik goede citaten op die ik wil gebruiken, en maak ik lijstjes met boeken of artikelen die ik nog wil gaan lezen. In dit geval heb ik veel academische literatuur gelezen over regionale identiteiten en kleine filmsectoren, en breder over bijvoorbeeld filmgeschiedenis, mediaproductie en kwalitatieve onderzoeksmethoden. Het zal je misschien niet verbazen dat er zo ongeveer nul literatuur bestaat over Noord-Nederlandse film, dus moet ik het veel hebben van die algemenere theorieën of schrijfsels over andere kleinschalige sectoren. Ook ben ik in een aantal beleidsdocumenten gedoken van bijvoorbeeld de drie provincies, het Nederlands Filmfonds en lokale cultuurorganisaties. Ik werp net een blik op dit nu al flink uitgebreide document en kom tot de enigszins schrikbarende conclusie dat ik er al zeventig boeken, hoofdstukken, artikelen enzovoorts in heb staan. Niet slecht voor negen maanden, toch?

Bezig met mijn Noordelijke filmopvoeding bij het 48 Film Project in Groningen.

Dat is het leeswerk, maar bij werken met mensen hoort natuurlijk ook veldwerk. Mijn onderzoek leunt op interviews en op het begrijpen van een sector waarin ik zelf niet werk, en dus moest ik het kantoor uit en het ‘veld’ in. Deels om te netwerken (een woord waar ik spontaan de kriebels van krijg, maar iets wat wel van belang is in zo’n soort onderzoek) en deels om een beter idee te krijgen van wat de filmsector hier bezighoudt, wat voor soort initiatieven worden opgezet, waar mensen over praten. En dus heb ik de afgelopen negen maanden rondgelopen op allerlei evenementen, festivals, screenings, borrels, noem het maar op. Ik heb kennis gemaakt met netwerken zoals New Noardic Wave en de Filmclub in Groningen, heb allerlei noordelijke films gezien binnen en buiten de bioscopen, ben naar het Noordelijk Film Festival geweest; samen met mijn supervisors heb ik ook zelf een symposium opgezet bij de RUG waar academici en filmmakers kennis en contacten konden uitwisselen. Dat klinkt best wel indrukwekkend als je het zo zegt, toch? Goh, wat is Kjelda toch een social butterfly! Laat ik dat beeld even heel eerlijk corrigeren. Ik ben namelijk best verlegen en zoals ik al zei vind ik netwerken ook niet makkelijk. Dat betekent ook dat ik soms naar een borrel ging, met één of twee mensen kletste en het dan wel weer welletjes vond. Of dat ik ergens stil in een hoekje zat te observeren bij een evenement en dan weer naar huis ging. Soms vond ik het namelijk al spannend genoeg om überhaupt ergens heen te gaan waar ik niemand of bijna niemand kende. Maar, zo zeg ik maar tegen mezelf: je doet het op je eigen manier, met kleine stapjes kom je er ook, en elk gesprek is een gewin! 

Een bezoekje aan de opening van het NFF!

Over gesprekken gesproken (dat bekt lekker), interviews zijn mijn centrale methode en daarmee ben ik onlangs begonnen. Als academicus zitten daar nog wel wat haken en ogen aan. Bij een PhD-project hoort veel papierwerk - ik zal je niet vermoeien met de details daarvan (ik heb mijn supervisors ondertussen ook al de oren van het hoofd geklaagd over alle formulieren die ik heb moeten invullen), maar een belangrijk en wel interessant onderdeel van dat papierwerk is een ethische check. Elke faculteit aan de RUG heeft een ethische commissie, en die besluit of jij je onderzoek mag gaan doen. Als je met mensen werkt, moet je bijvoorbeeld aangeven hoe je voorzichtig met hun data zal omgaan, of je met kwetsbare groepen zoals minderjarigen gaat werken, en of jouw onderzoek risico’s meebrengt voor de deelnemers. Nu is mijn onderzoek niet bijzonder gevaarlijk of gevoelig, maar het is natuurlijk wel belangrijk dat ik goed omga met de data die ik verzamel en dat mensen zich goed vertegenwoordigd voelen. Daarom kunnen deelnemers bijvoorbeeld aangeven of ze anoniem willen blijven en mogen ze mij alle vragen stellen die ze willen over het onderzoek en wat er met hun antwoorden gebeurt. Het zijn ten slotte hun gegevens, en daar wil ik zorgvuldig mee omgaan.

Een Kjelda in haar natuurlijke habitat, de wanhoop nabij bij het invullen van formulieren

De ethische commissie gaf mij gelukkig toestemming, en dus ben ik met een interview guide op zak, waarin al mijn vragen staan, van start gegaan met het interviewen van noordelijke filmmakers. De eerste vijf heb ik ondertussen gehad; ik heb er nog een stuk of tien te gaan. Eerlijk gezegd vond ik het de eerste keer best wel spannend. Je vraagt toch aan iemand om tijd en energie te steken in jouw onderzoek, en wat nou als het heel ongemakkelijk is? Straks haal ik iemand door de war met een andere filmmaker, of zeg ik iets negatiefs over hun favoriete regisseur, of, of… tref ik een Groninger die Friezen haat en word ik vastgebonden aan de Martinitoren en gedwongen Het Gras van het Noorderplantsoen te zingen! Nou, dat viel allemaal reuze mee. Blijkt dat ik interviewen superleuk vind. Gesprekken met filmmakers hebben over hun werk, hun projecten, de verhalen waar zij echt liefde en tijd en passie insteken, is fantastisch. Mensen zijn ontzettend open en behulpzaam; ik kom weg met lijstjes aan filmmakers en films die ik echt moet zien, tips voor als ik zelf een keer iets met film wil doen, en de raad om ze vooral nog eens te bellen of te mailen als ik verder hulp nodig heb. Ik moet eerlijk toegeven dat interviewen best intensief kan zijn: je bent toch anderhalf uur met gespitste oren aan het luisteren naar iemand, je probeert open te zijn voor nieuwe inzichten en onderwerpen en goed te onthouden waar je nog een vervolgvraag over wil stellen, terwijl je ook vooruit denkt over de vragen die je nog moet afstrepen en probeert enigszins je eigen structuur te volgen. Maar je komt altijd uit een gesprek met een schat aan nieuwe inzichten en interessante invalshoeken, en bovendien is kletsen over dit onderwerp ook gewoon gezellig.

Vervolgens moet je die interviews transcriberen en analyseren. Dat ben ik op het moment ook aan het doen, maar ik denk dat ik daarover in een apart blogje vertel. (Schrijfsels kort houden is niet mijn sterkste kant.) Wel is het nog leuk om te vermelden dat ik mijn eerste indrukken van deze interviews onlangs heb gepresenteerd op een symposium, dus mijn debuut in de wereld van academische presentaties is gemaakt! 

Vol overgave aan het presenteren!

Tot slot: een academisch onderzoek is een academisch onderzoek niet als het niet in moeilijke bewoordingen wordt opgeschreven. Het doel is dat ik elk jaar een paper schrijf, en dus ben ik hard bezig met de eerste daarvan. Ik ben nog bezig met het verzamelen van data, dus de analyse en conclusies zijn er nog niet; in de tussentijd ben ik bezig met andere onderdelen schrijven zoals de introductie, mijn methodologie, de context van het onderwerp, en het theoretische kader. Om de zoveel tijd krijg ik daar feedback op van mijn supervisors, die ik vervolgens verwerk, en zo rolt die academische cyclus verder. Als alles goed gaat, is dit paper af in augustus, en dan is het tijd voor het publicatieproces. Dat brengt weer allerlei andere uitdagingen met zich mee, maar dat gezeur bewaar ik voor een latere blog. 

Zo, dat is een indruk van de eerste negen maanden! Een veelzijdige periode, dat is wel duidelijk. Dat is ook wat ik zo leuk vind aan dit project: de combinatie van praktijk en theorie. Dat ik de boeken in mag duiken, maar ook met mensen mag praten over hoe zij hun werk en hun kunst ervaren. Om af te sluiten: een proost, opdat academici en kunstenaars nog heel veel van elkaar mogen leren. 




Oh ja - en ik heb natuurlijk deze website gemaakt :)






Vorige
Vorige

Interviewen