Interviewen

gezonde spanningen, namen bedenken, en de nieuwe noordelijke bevers

Voor elk interview dat ik doe met een filmmaker schieten er mij een aantal gedachten door het hoofd. “Wat als de recorder het niet doet?“ bijvoorbeeld; toch nog een keertje testen. Ik denk ook even terug aan de films die ik van mijn participant heb gezien, dan kunnen we het over specifieke projecten hebben. En elke keer hoop ik dat ze mij niet vragen wat mijn favoriete filmmakers zijn, want voor je het weet noem je nietsvermoedend een naam waarbij de wenkbrauwen een beetje omhoog gaan, en dan weet je: shit, jij vindt mij nu een sukkel. Ach ja. Gezonde spanning, het hoort erbij.

Maar wat hoort er verder allemaal bij, interviews afnemen? Ze vormen een belangrijk onderdeel van mijn onderzoek naar de Noord-Nederlandse filmsector, en in deze blog neem ik je mee in het proces. Hoe bereid ik een interview voor? Hoe verlopen de gesprekken zelf? En wat doe ik achteraf met al die data? Als onderzoeker steek je namelijk veel tijd en energie in het afnemen van interviews, en het proces is ingewikkelder dan je misschien denkt. Even ter inleiding: op het moment doe ik interviews met filmmakers die actief zijn in Drenthe, Friesland, en Groningen. Ik heb er nu ongeveer tien afgenomen, en er komen nog een stuk of zeven aan. Als je wat meer wil lezen over waar ik dit voor doe, neem dan even een kijkje op de home pagina!

Eerst wat over de voorbereiding. Dat heeft namelijk als academicus nogal wat voeten in de aarde: in mei ben ik begonnen met interviewen, maar de eerste voorbereidingen vonden al maanden daarvoor plaats. Want voordat ik een recorder voor iemands neus mag duwen, moet ik eerst toestemming daarvoor krijgen van onze ethische commissie, die kijkt of ik wel op een integere en veilige manier onderzoek doe. Ben ik bijvoorbeeld van plan om mijn participanten te anonimiseren? Doe ik onderzoek naar kwetsbare groepen? Ben ik lief voor anderen en voor mezelf? Om dat te laten evalueren heb ik een plan gepresenteerd, en dat is gelukkig goedgekeurd. 

Een deel van ethisch onderzoek doen is ook de zogenaamde informed consent: dat mijn deelnemers goed snappen waar ze aan meedoen. Om daarvoor te zorgen heb ik twee documenten gemaakt: een documentje met informatie waarin ik uitleg wat ik met iemands data ga doen, en een toestemmingsformulier waarin je rechten en plichten als deelnemer staan. Dat je bijvoorbeeld vragen niet hoeft te beantwoorden, en dat je je ook weer kan terugtrekken als je je bedenkt. Voor mijn project mogen deelnemers ook aangeven of ze anoniem willen zijn. Sowieso geef ik alle participanten een pseudoniem - niemand komt met hun echte naam in mijn papers. Ik verzin zelf andere namen, waar ik overigens wel van geniet: vind ik iemand meer een Benjamin, of misschien toch een Rafaël? Ik ga daar echt even goed voor zitten, ik wil niet alleen maar Pietjes en Henkjes in mijn papers. Maar dat terzijde. Ook als je een andere naam krijgt, kan je nog herleidbaar zijn: als ik bijvoorbeeld een titel van een film noem, kan iedereen gelijk je naam opzoeken. Dus als een deelnemer aangeeft anoniem te willen zijn, dan zijn er veel meer gegevens die ik niet zal publiceren, zoals filmtitels, maar ook bedrijfsnamen of geboorteplaatsen.

En dan kan je van start! Nee, toch niet. Ik zei toch dat het veel voorbereiding vergt?

De volgende stap is namelijk het maken van een interview guide of een vragenlijst die het interview gaat structureren. Ik heb namelijk academische onderzoeksvragen, maar die zeggen mijn deelnemers niet zoveel. Die academische vragen vertaal ik dus naar interviewvragen die aansluiten bij de belevingswereld van mijn deelnemers, maar die mij ook de informatie geven om mijn onderzoeksvragen te beantwoorden. Omdat ik onderzoek doe naar een regionale filmsector en regionale identiteiten, vraag ik bijvoorbeeld dingen zoals: wat is de reden dat je films maakt in het Noorden? Wat betekent het voor jou om een Noord-Nederlandse filmmaker te zijn? Wat wil je je publiek vertellen over de plek die je in deze film afbeeldt? Dat zijn allemaal vragen die mij informatie geven over welke rol identiteit en de regio speelt in hun filmmakersproces. 

Dan zijn de documenten af. Vervolgens heb je natuurlijk het selectieproces: wie ga ik precies interviewen? Dat is een interessante stap en daar zitten ook weer veel overwegingen bij, van diversiteit tot representativiteit - maar ik ga deze stap toch even skippen, zodat ik nog ruimte heb om te kletsen over het interview zelf. 

Want stel, ik heb iemand benaderd om te interviewen, die persoon is enthousiast, heeft alle informatie gelezen, het toestemmingsformulier ondertekend, en we hebben ook nog eens een moment gevonden dat we het interview kunnen afnemen. Hoe gaat het dan verder?

Er zijn een aantal dingen die ik meeneem naar het interview, dus nu wordt dit een soort van what’s in my bag? interview editie. Mijn trouwe notitieboekje gaat altijd mee, met daarin gevouwen de vragenlijst en een extra kopietje van de informatieformulieren, als de deelnemer die nog wil doornemen. Eerlijk gezegd maak ik niet zoveel aantekeningen tijdens het gesprek, maar het is toch altijd handig: soms geeft een deelnemer mij contactgegevens van een andere filmmaker of de titel van een film die interessant is voor mijn project. Een audiorecorder is cruciaal voor de uitwerking van het transcript, daarover later meer. Daarom leen ik een soort retro baksteentje van de universiteit. En ik neem ook een bedankje mee, want mensen geven mij toch hun tijd en energie. Dus iets liefs: wat Groningse thee, een klein plantje, zoiets. Dat prop ik allemaal in mijn tas, en dan gaan we op avontuur. Ergens onderweg vraagt mijn smartwatch me of alles wel goed gaat omdat mijn hartslag hoog is. Meer van die gezonde spanning waar ik het over had.

Het interviewpakketje!

Hè hè: het interview zelf. Hoe verlopen dat soort gesprekken? Dat verschilt natuurlijk enorm per deelnemer, hoeveel tijd er is, wat voor persoonlijkheid iemand heeft, waar hun interesse ligt enzovoort enzovoort. Wat ik in ieder geval niet doe is de recorder gelijk op tafel kletteren en zeggen: “Oké, vraag één is…” Dat voelt niet heel natuurlijk. Dus eerst kletsen we wat, leg ik mijn onderzoek nog een beetje uit, en check ik of mensen nog vragen hebben. Is dat allemaal in orde en zijn mensen op hun gemak, dan kunnen we van start!

Interviews duren meestal een uur tot anderhalf uur. Langer kán wel, maar zowel de deelnemer als de interviewer wordt dan wat gaar. In dat uur ga ik door zoveel mogelijk vragen heen, maar ik ga wel flexibel om met mijn lijst. Soms blijken vragen niet zo van toepassing te zijn op iemand of heeft iemand juist heel veel te zeggen over een bepaald onderwerp. En soms zeggen mensen interessante dingen die ik nog helemaal niet op de lijst had staan. Bovendien moet je gaandeweg uitvinden welke gespreksstijl je deelnemer prettig vindt. Sommige mensen vinden het fijn om gestructureerd een gesprek te voeren en kort antwoord te geven, andere mensen weiden misschien nogal uit en hebben wat meer regie nodig. Dat laatste is trouwens iets wat ik erg moeilijk vind, want ik vind het heel leuk om naar mensen te luisteren. Maar het idee is dat je je laat vormen door de situatie, zodat het voor iedereen een prettige ervaring is maar je ook de data verzamelt die je nodig hebt voor je onderzoek. 

Na het interview praat ik ook altijd even na; ik bedank de deelnemer, geef mijn presentje en plug natuurlijk deze website. Dat napraten doe ik gewoon omdat het leuk is, maar ook omdat ik een langdurige, positieve verstandhouding wil aangaan met deelnemers. ‘Building rapport‘, heet dat in het Engels. Mijn project duurt nog een paar jaar, en ik wil natuurlijk graag dat mijn aanwezigheid een positieve ervaring is en blijft voor de groep die ik onderzoek. Voor mij zijn deze interviews trouwens zeker een positieve ervaring, en ik sta elke keer weer buiten met de gedachte: nou, die spanning was helemaal nergens voor nodig, Kjelda, dat was gewoon een heel leuk gesprek.

Wat doe ik daarna? Ten eerste moet de opname naar een veilige opslag, waarna hij gewist wordt van de recorder, zodat alles privacyveilig is. Ik schrijf ook gelijk even wat eerste indrukken op. En dan moet er een transcript gemaakt worden: een letterlijk gespreksverslag waarin elk woord staat dat wij gesproken hebben. Het handmatig transcriberen van interviews kost veel tijd, moeite, en, niet te vergeten, emotionele schade door het luisteren naar je eigen stem. Gelukkig heeft de RUG tegenwoordig een transcriptieprogramma dat audio automatisch voor je transcribeert. Dat laat ik mij natuurlijk geen twee keer zeggen, daar maak ik dankbaar gebruik van. Mocht jij trouwens als onderzoeker hier ook gebruik van willen maken, dan heb ik bij deze een gratis tip voor je. Veel mensen (waaronder ik) hebben de neiging om tijdens een gesprek vaak bevestigend “ja” te zeggen, zodat je gesprekspartner weet dat je goed luistert. Heel sympathiek, maar vervolgens transcribeert het programma al die ja’s middenin het verhaal van je participant, en moet je ze handmatig weer gaan verwijderen. Mijn tip: beperk het ge-ja, en vervang het door nonverbale bevestigingen. Knik er bijvoorbeeld op los, dat maakt voor het transcript natuurlijk niks uit.  

Nu wil ik niet klagen, maar automatische transcriptieprogramma’s hebben naar mijn bescheiden mening nog wel een kleine weg te gaan. Mensen mompelen namelijk nog wel eens, gooien wat dialect tussendoor of gebruiken een Engelse term in een Nederlands gesprek. Dan herkent de software niet goed wat er gezegd wordt en begint het met volle overtuiging allerlei bizarre dingen te transcriberen. Foutieve frasen die ik al ben tegengekomen: “de nieuwe noordelijke bevers”, “de worstelijke beleidsmakers van de gemeente”, “de vishaar van de stad”, en een nieuw wijs spreekwoord: “onbewustend misschien wel, maar in het been zeker niet.” Of soms wordt het programma even bezeten door een digitale demoon en flipt ie, zie het poëtische voorbeeld hiernaast. “Nieuwe noordelijke bevers“ vond ik trouwens wel een inspirerende merknaam, dus daar heb ik gelijk even een logo voor ontworpen - zie onderaan deze blog.

Ik luister dus alsnog de hele opname om het transcript handmatig te corrigeren, waarbij ik ook gelijk de naam van mijn deelnemer vervang door een pseudoniem. En als iemand aan heeft gegeven anoniem te willen zijn is dat ook het moment dat ik andere persoonsgegevens uit het transcript haal. Overigens heb je bij het lezen van zo’n transcript pas door hoe gek veel gesprekken eigenlijk lopen. In het moment denk je: logisch gesprek dit, we spreken in duidelijke volzinnen, alles is lekker lineair en helder. Dan lees je het transcript en denk je soms, húh? Waar ging dit over?

Goed, daarna is pas de echte analyse aan de beurt. Dan moet ik gaan coderen, zoals dat heet. Daarbij haal je bepaalde thema’s, ‘codes’, uit je transcripten. Idealiter organiseer je dit in een programma (zoals Atlas.ti) waarbij je dingen overzichtelijk kan onderstrepen, highlighten en labelen, zodat er geen totale chaos ontstaat. Stel dat ik bijvoorbeeld zie dat mensen het vaak hebben over stad en platteland. Dan highlight ik alles waarbij mensen het daarover hebben, en hang ik daar een code aan. Misschien identificeer ik ook wel ‘subcodes’: sommige mensen hebben het over verschillen, anderen over overeenkomsten, sommige mensen hebben het over samenwerking en anderen juist over zelfstandigheid. Of deelnemers verbinden dit onderwerp weer aan een ander thema. Op die manier organiseer je de verschillende codes die je ziet en hoe die aan elkaar gerelateerd zijn, en begint er weer een selectieproces: welke codes zijn nu echt belangrijk voor mijn onderzoek? Wat zijn de trends die ik hierin zie? Die analyse staat centraal in het artikel dat ik hierover ga schrijven.

Dat is het proces waar ik nu middenin zit! En zoals ik zei, vind ik interviewen best wel spannend. Helemaal in het begin was ik bang dat ik iets doms zou zeggen, dat het heel ongemakkelijk zou zijn, of dat mensen helemaal niet zouden begrijpen waar mijn onderzoek op slaat. Nou, dat bleek dus allemaal reuze mee te vallen. Ik heb enorm diverse en interessante gesprekken gehad, veel gelachen, en ontzettend veel geleerd. Mensen zijn enorm behulpzaam en enthousiast, laten mij hun werk en hun kantoor zien, nodigen me uit voor evenementen, geven me lijstjes van films die ik echt móet kijken, en vertellen vol vuur over de verhalen die zij aan een publiek willen meegeven en wat het noorden voor hen betekent. Elke keer is het weer een compleet ander gesprek, maar toch denk ik elke keer weer: ja, dit is precies waarom ik onderzoek doe. Omdat ik mensen wil begrijpen. Hoe mooi is het dat ik dat mag doen voor mijn werk?

Ik ben altijd op zoek naar meer noordelijke filmmakers en films, dus mocht jij denken: ik ken iemand die je echt eens moet spreken, of een film die je sowieso moet zien, laat het me dan vooral weten! Ook als je ideeën hebt voor mijn onderzoek of een keer wil kletsen over het project, over je eigen werk, of over films, hoor ik graag van je. Stuur me een berichtje op Instagram of LinkedIn, mail me of vul hier het contactformulier in!

Hoe ik de Nieuwe Noordelijke Bevers voor me zie!

Wat zouden ze zijn? Een band? Een ijshockeyclub?

Volgende
Volgende

de eerste maanden